Kille cijfers: hoe menselijk zijn ze echt ? |
Steeds vaker verschijnt een pleidooi om kosten
en keuzes te relateren aan te winnen
levensjaren. Het voldoet aan een behoefte nu het
financieel minder gaat. Afgelopen zaterdag
schreef Bregman er in
de Volkskrant
het artikel Kille cijfers over. Het is een
interessante analyse met richtingen maar ook
dilemma's.
Zijn betoog maakt duidelijk dat de ratio bij
gezondheids- en veiligheidskeuzes vaak
ondergeschikt is aan de waan van het beleid en
alledag, ook al is dat van alle tijden. Maar
Bregman gaat verder dan het schetsen van een
denkkader op beleidsstrategisch niveau. Hij ziet
in de levensjaarbenadering blijkbaar ook
maakbaarheid voor de geïmplementeerde praktijk
o.a. in de medische zorg. Althans, hij
permitteert zich daar aan de hand van
voorbeelden uitspraken over te doen. En daar zit
meteen ook een risico. Want cijfers en
voorbeelden kunnen een eigen leven gaan leiden.
Vanwaar nu die behoefte aan objectivering in een
allesomvattende levensmaat en dienaangaande de
behoefte aan maakbaarheid ? En waarom moet Pompe
het steeds ontgelden ?
Iemand die bijvoorbeeld ten gevolge van
een ernstig ongeluk de rest van zijn leven
aangewezen is op intensieve verzorging,
overschrijdt ruimschoots de levensjaargrens.
Door de kleine kans en het solidariteitsbeginsel
is dit gedekt door de verzekering en trekken we
de stekker er niet uit. Is dit nu anders ? Is
verzekerbaarheid nu een andere maat dan
levensjaar ? De kans op Pompe is toch
vergelijkbaar klein?
Het dure medicijn tegen de ziekte van Pompe
dient voor Bregman als voorbeeld van een
medicijn dat niet of nauwelijks klinisch
voordeel oplevert. Is dat zo? Tweehonderd artsen
en onderzoekers gespecialiseerd in het spier- en
zenuwstelsel (ISNO) schreven:
"Dat de Pompetherapie werkzaam is, lijdt geen
enkele twijfel. De effecten van de therapie zijn
voor de behandelaars soms ronduit verbluffend".
Minister Schippers onderschreef in haar brief
van 30 januari aan de Tweede Kamer de effectieve
werking van het medicijn en echt niet vanwege
pressie (Zie verder ook
De Volkskrant,
20 april 'Effect aangetoond van Medicijn Pompe').
We hebben het kortom, over een levensreddend
medicijn en niet over het zoveelste fun-medicijn
waar het woord levensjaar al helemaal geen
betekenis heeft. Duur is iets anders als
effectief.
Bregman gaat verder en verhaalt met graagte over
een
Pompe-patiënt die zich voor een klus door de
medicijnfabrikant heeft laten betalen. Niet slim
natuurlijk en dubbel 'verdacht' want dat artsen
dat doen weten we, maar een patiënt..!? Maar wat
bewijst die ene patiënt? Wil Bregman wederom
zeggen dat daarmee het medicijn niet werkt ?
Daar is toch medisch onderzoek voor? Of was deze
alinea een moment van goedkoop effectbejag wat
bij mij als
Pompe-patiënt hard aan komt. Bregman's
'objectieve cijfers' gelden blijkbaar wel voor
geld 'an sich', maar niet voor zorgvuldigheid.
Het lijkt wel dat hoe duurder het medicijn
wordt, des te groter het wantrouwen naar de
werking is. Volgens mij verwachten we stilletjes
dat je voor zo'n duur medicijn over water gaat
lopen in plaats van (zoals bij mij) je uit de
rolstoel blijft. Soms verdenk ik het CvZ van
deze insteek bij haar concept-advies vorig jaar.
Juist bij de boordeling van Pompe ging het CvZ
in de fout door het medicijn als niet effectief
af te serveren. Merkwaardig dat Bregman zich
uitgerekend voor dit dossier als verdediger van
het CvZ opwerpt. Misschien toch het verkeerde
voorbeeld gekozen..
Kosten en gezondheidsdwinst blijven twee
verschillende waarheden die elk afzonderlijk een
valide beoordeling verdienen.
Bregman 'verschrijft' zich vervolgens door een
jaar van een Pompe-patiënt 15 miljoen euro duur
te maken. Maar het gaat bij dit jaarlijkse bedrag niet om
1 maar om vele patiënten. Of heeft hij het over de
kosten van een levensjaar ? Die zijn nu al een
factor 5
bijgesteld naar
3 miljoen en zullen
verder zakken. Een verkeerde
conclusie is daarna snel getrokken, getuige de tweets die volgden. Het doet me denken aan de
film Brazil uit 1985 waar een vlieg in een
computer ook tot verkeerde komma's leidde en een
gezin uit de samenleving werd verwijderd. Het
leven gevangen in een som over levensjaren.
Misschien is het toch wat veel gevraagd om
cijfers tot absolute waarheden te verheffen...
Maar er is meer. Wat zegt het huidige bedrag van
het
Pompe-medicijn over het bedrag van morgen? Dit
nieuwe medicijn zit in de terugverdientijd van
de investering. In de tijd gezien is het
Pompe-medicijn een eenmalige investering in het
voor eeuwig uitbannen van een spierziekte. In
mijn werk maakt de lengte van de
terugverdientijd het verschil tussen doen of
niet doen. Wat daarna overblijft is de productie
zelf. Maar in de levensjaarbenadering heeft zo'n
gedachte weinig waarde, lijkt het. Althans ik
lees ik in deze discussie niets over
terugverdientijden, toekomst, meerwaarde en
perspectieven.
Twee jaar geleden nam ik deel aan een
rondleiding in de fabriek van het
Pompe-medicijn in Geel (NB. op eigen kosten!)
Daar bevindt zich de wereldwijde
productie van Myozyme. Een enthousiaste
directeur vertelde over de vele patenten in de
fabriek. Voor Myozyme? Natuurlijk niet. Daar
heeft hij al alleenrecht op. Het zijn patenten
voor innovaties voor een nieuwe generatie
biotech-medicijnen voor heel andere, veel
grotere ziektebeelden. Maar alleen deze
farmaceut weet voor zijn bedrijf het verschil
tussen kosten, innovatie, investering en tussen
kosten en verdiensten voor vandaag en morgen.
Kunnen we bijvoorbeeld zonder (wettelijke)
transparantie bij multinationals objectief over
kosten van levensjaren oordelen? Of is het de
bedoeling dat zij dat 'recht' krijgen?
De bedrijfseconomische praktijk stoelt niet op
levensjaarbenaderingen maar op businesscases,
verdienmodellen, maatschappelijke kosten-baten
analyses en hopelijk ook op social return on
investment. Hou dat maar eens tegen. Een bedrijf
kiest voor een investering op basis van
scenariodenken, ervaring met doorontwikkeling en
verbetering van
producten en risicobeheersing. Dat zijn geen
maten maar kansen en bandbreedtes. Een overheid
kan financiële kaders stellen en haar eigen
bandbreedtes aangeven.
Bij Myozyme is van te voren geen financiële
grens gesteld. Er zijn genoeg
aanbestedingsvormen waarmee dat wel kan.
Mijn dure
Pompe-medicijn is zo duur als 100 behandeldagen
in het ziekenhuis.
Maar ik lig er niet en werk ironisch genoeg
fulltime aan de veiligheid van Nederland. Zonder
Myozyme was ik er nu niet meer.
Bij Pompe lopen diverse trials om de effectieve
medicijnopname door de spieren te verbeteren
zodat minder medicijn nodig is. (Noot: een duur
medicijn daagt gelukkig ook uit tot innovatie
door concurrenten). Het levensjaareffect van die
innovaties is van te voren niet te berekenen,
maar maakt steeds wat betreft de kosten van
morgen wel het verschil, leert de geschiedenis.
Kortom, de levensjaarbenadering is een mooi
hulpmiddel bij beleidsprioritering maar geen
selectiemiddel dat wonderen doet en
gerechtigheid biedt. Eerder schreef Bregman in
een ander artikel over cijfers, en ik citeer:
‘feiten’ bestaan niet. Maar onzin bestaat wel'.
Dan zijn we het toch eens. Kille cijfers kunnen
zomaar dodelijk zijn. Dankzij een medicijn is
mij dat bespaard gebleven.
Johan Bakker Pompe-patiënt, projectdirecteur dijken Waterschap Rivierenland
Niet door de Volkskrant geplaatst. Reactie op: Kille Cijfers, reken uit wat een leven kost. Bregman in de Volkskrant, 15 juni 2013
|