| http://www.nrc.nl/opinie/artikel/1109312231456.html Prof.dr. L.J. Gunning-Schepers, 25 februari 2005 
 Als we
      besluiten dat we iedereen toegang willen geven tot de nieuwe mogelijkheden
      van de geneeskunde, moeten we dat ook doen, vindt Vrijwel
      alle Nederlanders zijn verzekerd tegen ziektekosten. De een zit in het
      ziekenfonds, de ander is particulier verzekerd. Maar allen leven we in de
      geruststellende zekerheid dat de premie die wij maandelijks betalen ons
      het recht geeft op adequate behandeling. Het is wrang, dat als een ziekte
      zich dan echt voordoet, die zorgplicht door administratieve afspraken niet
      wordt nagekomen. Kijk naar
      de discussie die werd aangezwengeld door de Nederlandse Vereniging van
      Medisch Oncologen over de ongelijke behandeling van patiënten die baat
      hebben bij dure geneesmiddelen tegen kanker. De afspraak met de
      verzekeraars dat de ziekenhuizen soms meer dan een kwart van de kosten van
      die dure geneesmiddelen uit hun eigen budget moeten betalen, dwingt
      sommige van die ziekenhuizen tot de moeilijke afweging om zulke dure
      middelen niet (meer) voor te schrijven. Een
      zelfde discussie werd onlangs in de Tweede Kamer gevoerd over de
      toekomstige vergoeding van de zogeheten weesgeneesmiddelen. Dit zijn heel
      dure behandelingen voor patiënten met een zeer zeldzame, vaak
      levensbedreigende aandoening. Voor die patiënten kunnen deze
      geneesmiddelen een enorme gezondheidswinst opleveren. Tot voor
      kort was er een aparte subsidieregeling voor weesgeneesmiddelen, maar de
      minister van Volksgezondheid heeft onlangs besloten dat de academische
      ziekenhuizen ook deze - zeer kostbare - middelen uit het bestaande eigen
      budget moeten betalen. Die beslissing leidt mogelijk tot een vergelijkbaar
      dilemma als bij de nieuwe middelen tegen kanker. Je moet
      de discussie breder trekken, naar alle vormen van innovatieve of heel
      kostbare zorg, zoals stents, geavanceerde traumazorg of brandwondenzorg.
      De meeste Nederlanders denken dat zij verzekerd zijn voor de beste
      behandeling, en patiënten verwachten dat de arts die biedt volgens de
      meest moderne klinische richtlijnen. Dat betekent met de best beschikbare
      therapie en de beste medicijnen die voorhanden zijn. Die verwachting is
      terecht. Als we in Nederland besluiten dat we iedereen toegang willen
      geven tot de nieuwe mogelijkheden van de geneeskunde, moeten we dat ook
      doen. Maar wat
      hebben we eigenlijk besloten? In de Ziekenfondswet staat dat een
      verzekerde recht heeft op dat ,,wat in de beroepsgroep gebruikelijk is''.
      Impliciet gaan we ervan uit dat nieuwe ontwikkelingen die wetenschappelijk
      bewezen zinvol zijn, daarvan niet worden uitgezonderd. Vroeger werd
      daartoe vaak een expliciete keuze gemaakt door de minister na een
      zogenoemd ontwikkelingsgeneeskundetraject. Een therapie werd dan eerst geëvalueerd
      in een of enkele centra en pas bij gebleken, voldoende meerwaarde in het
      ziekenfondspakket opgenomen en dus vergoed. Maar deze
      vorm van expliciete technology assessment als basis voor vergoeding
      is allang verdwenen, met als gevolg dat we in de situatie zijn beland dat
      het recht op nieuwe geneesmiddelen dat patiënten veronderstellen - een
      recht dat impliciet gehonoreerd wordt, omdat de meeste ziekenhuizen die
      middelen ook verstrekken - in feite niet bestaat. Die
      onduidelijkheid mag niet langer voortduren. Met de aankomende
      stelselwijziging valt het verschil tussen ziekenfonds en particuliere
      verzekering weg. Alle Nederlanders hebben dan verplicht een
      basisverzekering waarin niet alles verzekerd is. Voor die dingen die niet
      in het basispakket zitten, kan men zich aanvullend verzekeren. Dan zal een
      duidelijke afbakening van wat een verzekerde mag verwachten van de
      basisverzekering, absoluut noodzakelijk worden. Zelfs als
      je bij de start het basispakket gelijkstelt aan het huidige
      ziekenfondspakket, zullen we een procedure moeten afspreken om innovatie
      in de zorg toe te laten. Tot nu toe is er altijd van uitgegaan dat de
      samenstelling van het basispakket vooral was gebaseerd op expliciete
      keuzes na goede kosteneffectiviteitstudies. Maar de verantwoordelijkheid
      voor die keuzes en de procedure die gevolgd wordt, zijn nu onduidelijk. Als je
      het mij vraagt, zullen de meeste Nederlanders er voor kiezen dat nieuwe
      mogelijkheden voor diagnostiek en behandeling - als die een redelijke
      gezondheidswinst opleveren - aan het pakket worden toegevoegd. Het klopt
      dat nieuwe geneesmiddelen en technologieën in het begin vaak erg duur
      zijn, maar die hoge kosten nemen in de tijd ook vaak snel weer af. Stel
      dat je na de Tweede Wereldoorlog besloten had dat penicilline veel te duur
      was, we zouden onszelf nu op volksgezondheidgebied als ontwikkelingsland
      bestempelen. Zo zullen
      Nederlanders in de toekomst ongetwijfeld ook naar de komende innovaties
      kijken en ze in het basispakket opgenomen willen zien. Dit houdt dan ook
      in dat ze voor iedereen toegankelijk gehouden worden door onderlinge
      solidariteit. Ik kan me
      namelijk niet voorstellen dat we nieuwe mogelijkheden die daadwerkelijk
      gezondheidswinst opleveren, ook als het dure geneesmiddelen of
      weesgeneesmiddelen betreft, alleen beschikbaar stellen voor een beperkte
      groep die het kan betalen. Maar hoe
      beheersen we dan de kosten? Als we deze behandelingen toegankelijk willen
      houden, moet je wel zorgen dat we er goed en doelmatig mee omgaan. Zet
      allereerst deze nieuwe geneesmiddelen of technologieën uitsluitend in na
      een zorgvuldige evaluatie, voor goed omschreven indicaties en volgens een evidence
      based protocol. Voer daarnaast blijvend onderzoek uit naar minder
      kostbare toedieningsvormen of alternatieven. Beide strategieën helpen om
      de beoogde gezondheidswinst te maximaliseren en de hoge kosten zo snel
      mogelijk te doen afnemen; dat hebben ze in het verleden bewezen. Voor
      zeldzame ziekten betekent dat een concentratie van zorg aan patiënten in
      één of in een heel klein aantal centra, maar ook voor oncologiepatiënten
      loont het waarschijnlijk om de zorg te concentreren. Niet zozeer omdat de
      behandelingen zelf heel ingewikkeld zijn, maar wel om de indicatiestelling
      te optimaliseren, en om een voldoende aantal patiënten bijeen te brengen
      voor innoverend onderzoek. Deze aanpak heeft gevolgen voor de
      financiering. Zowel bij weesgeneesmiddelen als bij het eigen aandeel van
      ziekenhuizen in de dure geneesmiddelen gaat het landelijk gezien niet eens
      om zulke grote bedragen. Maar als
      je die patiënten en dus die kosten om kwaliteitsredenen wilt
      concentreren, kun je niet verwachten dat deze kosten zonder meer uit de
      bestaande budgetten van een individuele instelling betaald kunnen worden. De vraag
      is of dat wel zo erg is. De prikkel voor doelmatig gebruik en het
      terugdringen van oneigenlijke indicaties is immers groter vanuit de
      zorgvuldige protocollering van een expertisecentrum. Zo krijg
      je kostenbeheersing die het gevolg is van zinnig en zuinig voorschrijven,
      en dat weegt ongetwijfeld op tegen de vermeende doelmatigheidsprikkel die
      uitgaat van een soort eigen risico voor ziekenhuizen bij het voorschrijven
      van dure geneesmiddelen. Die
      financiële prikkel van de onvolledige vergoeding, bedoeld voor
      kostenbeheersing, leidt tot oneigenlijke willekeur in de behandeling als
      gevolg van financiële overwegingen of tot het bewust spreiden van het
      financiële risico met verlies aan kwaliteit. De
      oplossing van het technisch-administratieve probleem van de vergoeding is
      daarbij niet zo ingewikkeld. We hebben in Nederland het prachtige
      instrument van de Wet Bijzondere Medische Verrichtingen (WBMV). Daarmee
      worden sommige gespecialiseerde of heel dure behandelingen zoals
      openhartoperaties, transplantaties of neonatale intensive care beperkt tot
      centra met een vergunning, die vervolgens de kosten vergoed krijgen op
      basis van nacalculatie. Er wordt
      dus alleen betaald wat er ook wordt uitgegeven. Als we vinden dat
      Nederlanders bijvoorbeeld voor weesgeneesmiddelen verzekerd zijn, is het
      niet moeilijk om te zorgen dat ze die behandeling dan ook krijgen als ze
      die nodig hebben. Mochten
      we echter toch vinden dat het te duur wordt en dat deze behandelingen geen
      onderdeel meer moeten zijn van wat wij voor iedereen toegankelijk willen
      houden, dan moeten we dat ook eerlijk aangeven. Dat schept duidelijkheid,
      waarna iedereen de beslissing kan nemen om zich aanvullend te verzekeren.
      We moeten dan wel accepteren dat mensen die zich niet hebben bijverzekerd,
      om welke reden dan ook, een suboptimale medische behandeling krijgen. 
		 
		 | 
 |